Doe hier mee aan het dictee, voorgelezen door Ruud Hendrickx: https://vrttaal.net/oefendictee/dolly

Economisch niet rendabel, dus gedoemd te verdwijnen in de toekomst: item 297 – bibliotheken. Helaas, helaas. Aan de rechteroever van de Rijn, achter de gesloten poort van Burg Katz, bevindt zich de laatste retrobibliotheek uit 2050, met Dolly aan het loket.
Op het binnenplein van de middeleeuwse burcht bevond zich de retrobibliotheek, een replica uit tweeduizend twintig. ‘Meld u aan bij het loket’, galmde uit de boxen.
Nadat de Derde Wereldoorlogtwee derde van de steden tot stof had herleid, werd de burcht een assessmentcenter dat de beste AI-ingenieurs van heel de wereld tewerkstelde. Dolly, de bibliothecaresse, was hier door hen ontworpen. Ze zag eruit als iemand die hield van funshoppen, maar deze vrouw zat vol met elektronica. Het boek dat de man voor mij wilde lenen, gleed in haar enorme decolleté en ze slaakte daarbij een zucht, een grapje van haar creator.
‘Waarom niet?’ schreeuwde de man.
Dolly replyde dat hij het boek helaas niet kon ontlenen door de ongepaste product-marktcombinatie.
‘Maar ik heb het verdomme zelf geschreven!’ riep hij.
Ik probeerde hem te kalmeren, want ik wist dat de kans dat hij gelyncht ging worden, met elke seconde vergrootte.
‘Je kunt daarover niet zomaar beslissen!’ bleef de anders zo stille schrijver maar roepen.
Dolly nam het schrijvershoofd tussen haar bleke handen met de robijnrode nagels en drukte zijn hoofd tegen haar voluptueuze boezem.
‘Een speldenprik, meer zal hij niet voelen naar het schijnt’, fluisterde ik in het gepiercete oor van het meisje achter me, dat eruitzag alsof ze elk moment zou beginnen gillen.
Een ontzagwekkende lange naald groeide uit Dolly’s wijsvinger en boorde zich in de rechterslaap van de schrijver, alsof zijn hoofd bestond uit zachte roomboter. De gesmoorde jammerkreten van de man stopten plotseling en de vinger van Dolly trok zich terug uit zijn brein. Aan het puntje van de naald schitterde een stukje hersenweefsel in de zon. Elegant wiegde ze terug achter het loket.
De schrijver draaide zich om naar de rij wachtenden, keek me schouderophalend aan en zei: ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.’ Een straaltje bloed vloeide langzaam uit zijn rechterneusgat.
‘Het schip is geënterd’, zei de man nog met een pathetisch armgebaar en hij wandelde de woestijn in achter de burcht, met zijn handen op zijn rug.
‘Afspraak gecanceld’, zei Dolly. Volgende.
‘Ik kom de burcht terug innemen’, zei ik op de nasale, klerikale toon die ik zo vaak geoefend had. De toonhoogte was een belangrijk onderdeel van de code die ik ingebouwd had in de bots. Haar crèmekleurige huid was even glad als vroeger en de sproetjes rond haar neus nog perfect rond.
De stilte die volgde, leek wel een eeuwigheid te duren. De wind waaide over de woestijnvlaktes naast de burcht.
Uit elk oog verscheen plots een laserbeam die me van top tot teen monsterde. Terwijl in razende snelheid data door het scherm in haar borstkas joegen, neuriede ze een medleytje. Ik herinnerde me niet dat ik dat geprogrammeerd had.
‘Henry Snail’, zei de bot.
‘Yep’, zei ik. ‘Uw creator groet u.’
‘Toegang tot de burcht geweigerd’, zuchtte Dolly.
‘Wat? Waarom?’ riep ik harder dan ik wou.
‘Identiteit tien procent bevestigd’, zei Daisy.
‘Hoe bedoel je? Ik ben honderd procent Henry Snail’, piepte ik.
‘Overeenkomst met de oorspronkelijke Henry Snail uit 2020 slechts tien procent’, herhaalde ze.
De gruwelijke waarheid begon me ineens te dagen. Ze herkende me niet omdat ik dertig jaar ouder was en er te veel celvernieuwing had plaatsgevonden.
‘Maar ik ben dezelfde, ik ben het, je maker!’ riep ik uit, terwijl ze mijn gezicht in haar boezem begroef.
Het meisje dat naast me had gestaan, begon te gillen.