Beste zuster Bertha,
Ik heb het heel koud zonder jou.
De verwarmingsketel is hier al voor de derde keer uitgevallen. De loodgieter zegt dat hij niet kan toveren, de ketel is te oud geworden, net als jij, zuster Bertha. De nieuwe opvoeder, hij heeft een hele rare naam, Aitor, of zoiets – ik moet heel de tijd denken aan een zwarte glimmende tor met stekelige voelsprieten als ik hem zie – zegt dat je hersenen bloeden en je nog heel lang in het ziekenhuis moet blijven. Ik mag niet bij je op bezoek komen, zegt hij, door corona. Maar zuster Bertha, zorg dat je raam op een kier staat, want binnenkort kom ik naar je toe vliegen.
Ik moet je ook iets vertellen over de nieuwe stagiaires. Ze zijn lelijk. De ene heeft paarse klauwen – gelnagels, zegt ze – en de andere heeft een ring door haar neus. Hun luid gelach doet pijn aan mijn oren. Ze praten hard, en zeiden aan tafel dat jij seniel bent geworden. Ik zocht op wat het woord betekende in je woordenboek met de blauwe kaft, en het betekent ‘achterlijk’.
Zuster Bertha, dan ben je net als ik. Het is niet zo erg om achterlijk te zijn, heb daar maar geen verdriet over.
Ik heb een geheim, jij alleen mag het weten: ’s nachts slaap ik in jouw bed, ik hoop dat je dat niet erg vindt. Ik sluip ernaar toe als iedereen al slaapt, en ’s morgensvroeg ga ik, na mijn gefladder op het dak, weer in mijn eigen bed liggen.
En nog iets, zuster Bertha, weet jij waar mijn zachte fleecepyjama is? De andere pyjama’s zijn zo hard en jeukerig, ze schuren tegen de puisten op mijn rug. Ik heb zo hard gekrabd aan de twee grote bulten links en rechts op mijn schouderbladen, dat het begon te bloeden.
Pikt dat ook, zuster Bertha, als je hersenen bloeden?
Die Aitor zegt dat hij niet gelooft dat jij me hebt leren lezen en schrijven, hij wees naar het briefpapier dat ik van je kreeg voor mijn verjaardag en zei dat dat gekrabbel geen letters zijn. Ik hoop dat hij ook volledig in vlammen opgaat, burned out, zoals de vorige opvoeder. Ik weet dat het niet mooi is, maar dat komt ervan.
Zeg zuster Bertha, als ik je kom bezoeken, neem ik je voorleesboek mee. Lees je dan nog eens ‘Het lelijke eendje’ voor? Lieve, lieve zuster Bertha, niet schrikken van wat ik nu ga zeggen: ik geloof dat ik ook in een zwaan aan het veranderen ben. Toen ik bleef krabben aan de twee bulten op mijn schouderbladen, groeide er aan beide kanten een beentje uit, en toen floepten er ook veertjes uit. Het gaat snel nu, je ziet ze bijna groeien!
Elke ochtend oefen ik nu, tijdens de zonsopgang. Ik klim op het dak via de brandladder en fladder met mijn vleugels. Gisteren kwam ik al een beetje van de grond.
Zuster Bertha, ik hoop dat je uit je raam ook de zonsopgang kan zien, de kleuren van de hemel zijn zo mooi in de herfst. Binnenkort zal ik vliegen in het gele en rode ochtendlicht en moeiteloos glijden op de wind, die me naar jou zal voeren.
Zet een kaarsje op de vensterbank van je ziekenhuiskamer, dan weet ik waar ik moet landen.
Voor altijd jouw vriend,
Tommy
Wat een mooi en aandoenlijk verhaal Annika, ik kreeg het er koud van. Ik neem aan dat het voor de ‘sprookjeswedstrijd’ is? Voor mij heb je al gewonnen 🙂
LikeLike
Danku, John!
LikeLike