Hij staat aan het raam van het lege klaslokaal dat zich vult met licht dat niet uit één bron afkomstig lijkt. De zon is al goudgeel geworden.
‘Hoe gaat het met je, Yousif?
Mijn leerling kijkt naar zijn versleten schoenen, stamelt excuses dat hij zijn taak alweer niet inleverde, er valt een bedremmelde stilte.
Onze directrice bleef tijdens de vorige lockdown elke middagpauze op de ruit van zijn voordeur bonzen tot hij opendeed. Grauw, altijd net uit zijn bed, beloofde hij elke keer te komen.
‘Ik word zo moe van school, mevrouw.’
‘Ja, dat snap ik.’ Ik kijk naar de donkere wallen die als zandzakjes onder zijn kleine ogen hangen.
‘Liever was ik thuis geweest. Liever ben ik altijd thuis.’
‘Het is hier zo groot en lawaaierig’, gebaar ik naar het schoolgebouw overal rondom ons.
‘Vreselijk’, knikt hij.
Ik denk aan de grote dofheid die over me hing op zijn leeftijd. Hoe ook hij zich op voorname wijze een beetje afzijdig probeert te houden.
Hij glimlacht voor zich uit. Het is niet in de mode om verlegen te zijn. Mensen kijken dan naar je alsof ze een vreemd dier zien.
De wiskundeleraar uit mijn eigen schooltijd dringt mijn hoofd binnen: ‘Je zit daar maar, Cannaerts, als een zoutzak, een zak meel.’
Ik ga zitten achter mijn bureau en start de livesessie. Yousif klapt achteraan zijn laptop open. De leerlingen melden zich een voor een aan. Alleen Laila zit nog in haar roze konijnenonesie, de rest ziet er frisjes gedoucht en aangekleed uit. Hun virtuele achtergronden zijn vandaag allemaal in het science fictionthema.
Yousif zit op de brug van Starship Enterprise. Dapper op weg naar een plek waarvan nog geen mens is teruggekeerd. Achter hem glijdt een geluidloos landschap van een roze planeet voorbij.